De positieve en negatieve kenmerken van een organisatiecultuur
n het boek van Van Hasselt worden 10 waarden en normen genoemd op basis waarvan een organisatiecultuur getypeerd kan worden. Voor ieder van deze 10 waarden en normen binnen een organisatie worden voorbeelden gegeven van een positieve en negatieve organisatiecultuur.
Positieve cultuur
Negatieve cultuur
1. Trots op de organisatie
- Medewerkers verdedigen het bedrijf tegen onterechte kritiek en ‘Wij vinden het prettig voor dit bedrijf te werken’.
- Medewerkers maken zich niet druk over de problemen van het bedrijf en ‘In ons bedrijf zijn ze er alleen maar op uit om beter van ons te worden’.
2. Gerichtheid op (top) prestaties
- ‘In ons bedrijf probeert iedereen het altijd beter te doen’ en ‘Ons bedrijf is nummer één, en dat moet zo blijven’.
- Medewerkers en management stellen zich tevreden met middelmatig werk en ‘Het heeft geen zin je in te spannen, niemand doet dat’
3. Teamgeest en communicatie
- Medewerkers luisteren goed naar elkaar en proberen echt achter ideeën en opvattingen van anderen te komen en men steekt elkaar de helpende hand toe.
- Er wordt veel over en weinig tegen elkaar gepraat. Roddels in plaats van open en constructief communiceren en ieder is erop uit zijn eigen hachje te redden.
4. Toezicht en leiderschap
- Managers trekken zich de belangen van hun mensen echt aan en het is gebruikelijk hulp te vragen wanneer dat nodig is.
- Managers hebben geen aandacht voor de belangen en vorming van hun mensen en ieder houdt zijn problemen voor zich en gaat zijn baas uit de weg.
5. Winstgerichtheid en kostenbewustzijn
- Alle uitgaven worden op hun effectiviteit voor de organisatie beoordeeld en de gedachte aan winst leeft heel sterk in alle geledingen.
- Er wordt geen relatie gevoeld tussen winstgevendheid en eigen verantwoordelijkheid en winst wordt beschouwd als een probleem van de directie.
6. Collegiale verhoudingen
- Men probeert geen persoonlijk voordeel te halen uit fouten van collega’s en nieuwe collega’s worden snel geaccepteerd.
- Men is niet geïnteresseerd in het lot van collega’s en de mensen in de organisatie worden gezien als werkkracht, meer niet.
7. Klanten- en consumentenrelaties
- Alles is gericht op een steeds beter dienstbetoon aan de klant.
- Men denkt eerst aan het eigen belang; de klant kan wachten.
8. Eerlijkheid en veiligheid
- De veiligheidsmaatregelen worden strikt nageleefd en bedrijfseigendom is voor iedereen heilig.
- Men ziet het nut van veiligheidsmaatregelen niet in en niemand maakt zich druk als er bedrijfseigendommen worden ontvreemd.
9. Opleiding en vorming
- Iedereen steunt opleiding- en trainingsprogramma’s en het bedrijf geeft zich moeite medewerkers verder te ontwikkelen.
- De nadruk ligt op de problemen van alledag, zeker niet op opleiding en vorming en er wordt veel gesproken over opleiding, maar niemand doet er wat aan.
10. Innovatiegerichtheid
- Er wordt voortdurend gezocht naar verbeteringen in de werkwijze en nieuwe ideeën zijn altijd welkom.
- Men blijft het liefst bij de oude, vertrouwde manier van werken en nieuwe ideeën zijn alleen goed als ze van de baas komen.